CURSUSSEN VOOR VOLWASSENEN     CURSUSSEN VOOR KINDEREN     LEZINGEN     RONDLEIDINGEN     REIZEN     SCHOOLPROJECTEN     PUBLICATIES     ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

 

 

Archeologisch

Onderzoek

Startpagina

 

Home     Nieuws     E-mail   

KOFFIE EN TABAK

De Ababda drinken regelmatig djabana: verse gemberkoffie. De bereiding van deze koffie, die overal in de woestijn kan plaatsvinden, heeft rituele vormen aangenomen, net als trouwens het nuttigen ervan.

 

Het koffiezetten begint met het maken van een houtvuur. Hiervoor wordt vaak het hout van de acacia (Acacia tortilis) gebruikt, omdat dit niet snel uit elkaar valt. Boven het vuur wordt vervolgens een handvol groene koffiebonen geroosterd. Dit gebeurt meestal in een eenvoudig blikje (gelaja of moehmass) met een handvat van in elkaar gedraaid metaaldraad. Daarna worden een paar stukjes gember met een ‘stamper’ (dakaak, van ijzer of hout) in een vijzel (hoon) vermalen. Vervolgens worden ook de geroosterde koffiebonen fijngestampt.

 

De koffie wordt verder bereid in een kleine, bolvormige aardewerken koffiepot met een lange, nauwe hals. Aan de gember en de fijngestampte koffiebonen wordt water toegevoegd. In de hals van de koffiepot wordt een plukje dadelpalmvezel gestoken of een kluwen plastic draad om het koffiedik uit te filteren (liefa). De djabana wordt vervolgens in de hete as van het houtvuur of in een schaal (mookad) met hete houtskool geplaatst; het gebruik van de schalen dicht bij het mattenhuis is een stuk veiliger en heeft als bijkomend voordeel dat het vuur/de hete as verplaatst kan worden.

 

Om het vuur aan te wakkeren wordt een rond matje als waaier gebruikt (hababa). Deze matjes worden gemaakt door een bundeltje palmblad spiraalvormig vast te zetten. Vaak worden de vuurwaaiertjes omwikkeld met fel gekleurde wol. Als het water kookt en de koffie klaar is, wordt deze uitgeschonken in kleine, porseleinen kopjes zonder oor (findjaan, vaak modern, afkomstig uit China). Soms worden de kopjes op een speciale ‘kopjeshouder’ geplaatst: een houten houder met kleine kuiltjes voor de koffiekopjes en soms voor de koffiepot. De gemberkoffie wordt gewoonlijk met veel suiker gedronken, waarbij luciferhoutjes gebruikt worden om te roeren. Het is de bedoeling dat beleefde koffiedrinkers drie of zeven kopjes koffie gebruiken: in een koffiepot zitten 7 x 3 kopjes!

 

De Ababda kunnen alle benodigdheden om koffie te zetten, zelfs op een dagtocht te voet, gemakkelijk en goed beschermd in een leren tas (goerba) meenemen: koffie, koffiebrander, vijzel, stamper, vuurwaaiertje, lucifers of vuurslagijzer, koffiepotje, kopjes en bij voorkeur ook een kopjesonderzetter. De breekbare koffiepot wordt bewaard in een speciaal mandje met een puntig deksel (kaboeta lil djabana). Ook de koffiekopjes worden zorgvuldig beschermd in een houten foedraal of in een mandje, dat iets kleiner is dan de mand voor de koffiepot (kaboeta lil findjaan). Vroeger waren de mandjes gemaakt van hout of van gevlochten gras met leer. Tegenwoordig is het leer vaak vervangen door gekleurd plastic. Er zijn ook speciale onderzetters voor de koffiepot: de ga’da tel djabana of lauwaja. Deze ringen, van leer of van hout, zijn vaak fraai versierd met kraaltjes.

 

Behalve koffie is tabak een belangrijk genotsmiddel voor de Ababda. Vroeger werd alleen pijp gerookt. Tegenwoordig hebben sigaretten (onder andere van het merk ‘Cleopatra’) de pijp nagenoeg verdrongen. Soms worden sigaretten zelfs als grafgift meegegeven.